Marianne is er als eerste. Wij komen net na vier uur aan op de plek waar we met elkaar afgesproken hebben: de ijsjeswinkel.
En al snel komen de anderen binnendruppelen: Sara, Esmirna, Heydis, Adela, Fanny en Nesbel. Zelfs Maria Auxiliadora, die een week geleden een flinke operatie heeft ondergaan en ondersteund moet worden bij het lopen, wil erbij zijn: de reünie van de groep die in 1998 met elkaar het programma Educación Comunitaria is gestart. Toentertijd allemaal jonge meiden van begin twintig, op Fanny en Adela na, die tegen de veertig liepen, evenals ikzelf.
Wat een enthousiasme om aanwezig te zijn op deze spontaan georganiseerde bijeenkomst! En bovendien op tijd! En zelfs Eva, die op een baby’tje moest passen en daarom niet op tijd kon zijn, wilde het niet missen en is aanwezig om de staart van de bijeenkomst mee te maken.
Hoe kijken we nu terug op ons werk? Het geven van ondersteuning aan ouders thuis die een kind hebben met problemen in de ontwikkeling. En waar worden we nu nog warm van?
De verhalen komen makkelijk los:
De een vertelt: “Het was mijn eerste baantje. Ik had nog nooit met gezinnen gewerkt die een kind hadden met een achterstand in zijn ontwikkeling. Ik voelde me zo blij als we het kind weer een stapje verder konden helpen in zijn ontwikkeling”.
Een ander vult aan: “Ja, en dat de moeder dat ook zag, dat het kind echt wel meer kon leren. Dat ze daar alleen wel tijd voor moest uittrekken. En de kleine stapjes moest blijven oefenen met haar kind, die wij haar voordeden!”
“Ik voelde me zo nuttig als ik bij elk wekelijks bezoek de moeder weer verder kon helpen,” vertelt een derde, “en ik merkte dat de moeder steeds enthousiaster meedacht over hoe haar kind verder te stimuleren. En de resultaten en de voldoening voelde ik als winst, meer nog dan het bescheiden salaris dat we kregen”.
“Nadat ik weg ben gegaan bij het programma heb ik nooit meer in zo’n goed team gewerkt als we toen hadden”, blikt één van de vrouwen terug. “We hielpen elkaar en we roddelden niet. Dat komt zoveel voor op andere werkplekken! Ook was er oog voor onze persoonlijke en professionele groei; en die van het team. Dat kom je weinig tegen. Meestal is de baas alleen maar uit op eigenbelang”.
Een ander vertelt: “Ik vond het werk ook zo nodig. Moeders voelden zich vaak alleen staan, hun kinderen werden gediscrimineerd. En we konden ze soms ook nog meer bieden, door de fysiotherapeut en ergotherapeut die we konden inschakelen als het nodig was”.
“Het werk heeft mij erg veranderd”, vertelt één van de vrouwen, “ik kijk nu anders tegen mensen met een beperking aan. Maar was ook zelf veel alerter in de opvoeding van mijn kinderen of hun ontwikkeling goed ging. Ik ben positiever gaan kijken naar de groeimogelijkheden van kinderen door een goede ondersteuning”.
Zelf heb ik ook heel dierbare herinneringen aan de vijf jaren dat ik het programma als coördinatrice leidde. Samen met Adela en Fanny die de meiden moesten aansturen. Fanny vertelde dat ze lang had geaarzeld voordat ze besloot de stap te wagen van het onderwijs op de speciale school naar het programma. Maar dat ze er geen moment spijt van heeft gehad. Ondanks dat het werk meer van haar vroeg door de dagelijkse supervisies die ze moest doen in alle wijken van Juigalpa, samen met Adela, om de kwaliteit van het werk te waarborgen en de meiden te ondersteunen.
Waar het hart van vol is…..
De twee uur die we er voor uit hebben getrokken vliegen voorbij. De één heeft nog meer te vertellen dan de ander. Vandaag konden een paar mensen er om zeer goede redenen niet bij zijn. Dus plannen we een nieuwe bijeenkomst: volgende week zaterdag, zelfde tijd, zelfde plek! Voordat één van de mensen, die in Costa Rica woont, weer huiswaarts vertrekt.
Wat een uitdaging om straks met een nieuw team, in het gemeenschapshuis, te gaan starten. En te proberen deze resultaten te evenaren! Andere tijden, ander werk. Maar met vele positieve ervaringen in mijn rugzak die de richting bepalen, hoe mensen te bezielen en iets neer te zetten, waar eenieder warm van wordt!